Doorgaan naar hoofdcontent

Hoe is het eigenlijk met...

mijn iphone?
Fijn dat u het even vraagt.
Maandag.
Hoor ik of hij gered is.
Ik beef al tien dagen van de ingehouden spanning, de laatste tijd heb ik er bijna een dagtaak aan. Bijna, want ik deed nog meer. Ik deed de belastingaangifte. (Op 20 februari, een record!) En we kochten een fiets voor Bo. De meest briljante Bo-fiets die we maar hadden kunnen vinden op marktplaats. Een fiets met brede banden en blauwe velgen en een gote B voorop. Van Batavus, maar nu van Bo. We haalden hem op in Grootegast, bij Sebaldeburen en Gaarkeuken, u weet wel.

Oja, en vanmorgen nam ik een maskertje.
Tot grote hilariteit van mijn gezinsleden.
Ik ben namelijk niet zo’n vrouw-vrouw.
Ik probeer wel die indruk te wekken, door mascara op te doen en lippenstift.
Maar als u goed kijkt ziet u dat de lippenstift altijd slordig zit.
Ik ben de vrouw met de slordige lippenstift.
Ja. En in de winter vergeet ik soms maandenlang mijn benen te scheren.
Maar vanmorgen nam ik dus een maskertje. Want die vond ik toevallig, in een koffertje met allemaal proefmonsterspul.
‘Ik ga in bad met een masker, ‘ zei ik tegen Henk, die daarop vroeg: ‘Een zorromasker?' en heel irritant wel tien minuten bleef grinniken.
Nee, dus. Ha. Ha. Geen zorromasker, maar een aardbeienmasker. Na twee minuten met de roze zooi op mijn gezicht was ik al misselijk van de penetrante, chemische snoepjesgeur en toen moest ik nog dertien minuten. En intussen stonden drie kinderen mij ongelovig aan te kijken van achter de badrand.
'Wat is dát,' zei Merlijn. En keek er heel vies bij. En zo zal het er waarschijnlijk ook uitgezien hebben. Want dat weet u hopelijk ook; het wordt nooit zo als bij die vrouw op het plaatje op de verpakking. En niet alleen omdat zij muntblaadjes op haar oogleden heeft gelegd to go with the strawberries.

Goed.
Maar nu ben ik dus mooi.
En morgen gaan we met de trein.