Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit november, 2011 tonen

Loro Parque

Vandaag is de dag dat gaat ie verhuizen, onze orka Morgan. Met het vliegtuig, naar Tenerife. Nou hoopt u misschien dat ik met een vlammend betoog kom over waarom ik het eens ben met de beslissing van het dolfinarium in Harderwijk, of waarom ik juist voorstander ben van het vrijlaten in zee, zoals de orkacoalitie wil. (Wat, even terzijde, een prachtig woord is: orkacoalitie. Vooral als je het aan elkaar schrijft, zoals ik doe. Ik hoop dat er binnenkort ook een koalacoalitie wordt opgericht, nog leuker.) Maar nee, uit mijn mond zult u helaas niks zinnigs horen omtrent deze kwestie. Ik heb namelijk geen mening. Een dier hoort toch in de natuur, en niet in een aquarium? Eh ja, dat klopt. Maar in de natuur zal hij sterven! Niemand weet waar zijn familie is en een orka is een groepsdier, bovendien weet hij niet hoe hij zelf vis moet vangen. Dat is toch zielig? Eh ja, dat is zielig. Ziet u? Ik heb geen idee. Te weinig verstand van orka’s en te weinig inzicht in de financiële motiev

Sterren kijken

‘Wat zullen we gaan doen, jongens?’ vroegen we gistermiddag. Maar dat leidde nergens toe: Merlijn wilde schaatsen, Bo wilde spelletjes doen op de iPhone en Loïs wilde naar de bibliotheek. En dus besloot ik maar gewoon iets: we gingen naar het Universiteitsmuseum, waar momenteel een expositie te zien is over sterren en planeten. Met als leuke gimmick: een mobiel planetarium - een koepelvormige opblaastent, waarin je lekker op kussentjes op de grond mag liggen terwijl zich boven je hoofd een animatie afspeelt. Met live uitleg. Interessant man! Nee echt, ik ben daar dol op. Een beetje in het heelal kijken. Weer even begrijpen wat ook alweer precies het verschil is tussen sterren en planeten. Leren dat Pluto tegenwoordig geen planeet meer heet, dat Jupiter wel heel erg groot is. En beseffen dat vooral het hele universum zo verschrikkelijk groot is. And expanding . Dat ons zonnestelsel, met de zon en de acht planeten, onderdeel is van de melkweg, maar dat er nog ontélbare ándere sterrenstel

A bloody coincidence

Het is een raar ding mensen, dat internet. En dan vooral het twittergebeuren. Zo kwam ik er vandaag achter dat een aantal vrouwen in mijn timeline, ik zal geen namen noemen, maar zij , zij , zij en zij , allemaal afgelopen maandag ongesteld zijn geworden. Net als ik. Dat is best gek. Nou weet ik dat het zo schijnt te zijn dat vrouwen die samenleven, hun menstruatiecycli op elkaar afstemmen door middel van feromonen en okselgeur. Althans, zo stelde Martha McClintock dat vast, in 1971. (Wat dan weer mijn geboortejaar is! Dit logje staat echt bol van de toevalligheden!) Ik citeer even een stukje tekst dat ik erover las vandaag: "Lang geleden was er een land waar vrouwen werden gerespecteerd. Waar de vrouwenaangelegenheden vrouwenaangelegenheden waren. Ze voelden liefde en respect voor zichzelf en anderen. Tijdens hun vrouwenaangelegenheden waren ze op zichzelf. Ze hadden controle over hun eigen lichaam. Ze vierde hun maandelijkse bloedingen als een maanritueel en menstrueerde

Vanaf mijn iPhone

Dit is even een testje, mensen. Ik probeer voor het eerst een logje te posten vanaf mijn iPhone. Ik had namelijk geen idee dat er ineens een mobiele blogposting app bestond; ik loop wel vaker wat achter. Ook regelmatig voor, trouwens. Maar goed. Misschien vertelle ik beter wat. Over vandaag. Vandaag, toen ik met de kaasschaaf de korst van de kaas er probeerde af te hakken, schoot ik uit, in mijn duim. Die werd onmiddellijk spierwit, alsof al het bloed zich van schrik terugtrok en dat gaf me precies 6 seconden de tijd om een pleister te pakken, de schutvelletjes eraf te trekken en het gapende gat te bedekken. Fantastisch hè dat de natuur dat zo regelt. Geen druppel bloed gezien! En toen begon de pijn. Jemig. Maar nu voel ik niks meer hoor. En de pleister haal ik er gewoon nooit meer af. Ik had het trouwens bijna niet na kunnen vertellen. Want toen ik een uur later de ramen in de slaapkamer lapte (vind ik zo'n rare uitdrukking, ramen 'lappen'. Komt misschien omdat ik nooit e

Over de intocht van Sinterklaas en een dood paard

Hier zaten onze drie kindertjes, op de kade, te wachten op Sinterklaas. En kijk! Daar was ie! En toen moesten Bo en ik ons als de wiedeweerga door de mensenmassa worstelen - om bij het eindpunt van de boten te zijn vóór Sinterklaas daar aanmeerde - en haar snel in haar circuskostuum hijsen, omdat ze op haar eenwieler in de optocht ging meefietsen. Waar ze nógal zenuwachtig voor was. En dat begreep ik wel. Je moet het maar doen: een uur lang op één wiel fietsen, tussen de dranghekken en door de paardenpoep, in een vleermuispak. Maar het ging natuurlijk hartstikke goed! Mijn borstkas was weer eens te klein voor mijn moederhart. Maar er gebeurde ook nog iets héél stoms. Er ging bij de optocht een paard dood. Een heel paard! Dood! Ik had het paard, of eigenlijk de beide paarden die in een tweespan een fruitkar trokken, al de hele tijd in mijn vizier; ze waren namelijk heel onrustig. Constant aan het dribbelen en steigeren, al voor de optocht van start ging. Met name het ene dier leek heel

Asymmetrisch

Telkens weer ging ze voor de spiegel staan, met haar haren allemaal naar één kant. Ik zag het wel hoor. Maar zei wijselijk niets. Ik was tenslotte nog maar nauwelijks bekomen van de schrik van afgelopen dinsdag, toen de kapper mijn langharige zoon in een Justin Bieber 1.0 veranderde. ‘Mam,’ zei ze uiteindelijk, en onze ogen vonden elkaar in de spiegel, ‘ik wil mijn haar aan de ene kant kort en aan de andere kant lang.’ Ik glimlachte en zei dat ze dat wel heel zeker moest weten. Want dat de meeste kinderen van negen ( ‘Ik ben bijna tien!’ ) niet zulke dingen met hun haar doen. En dat haar klasgenoten het misschien wel ‘stom’ vinden en haar zullen uitlachen. Haar ogen spoten vuur. ‘Wat kan mij dat nou schelen!’ En dat klopt: dat kan haar niks schelen. Ik weet het, maar blijf het tegelijkertijd ook raarrr vinden. Toen ik zelf negen was - bijna tien - was dat namelijk het áller-állerbelangrijkste op de héle wereld: wat de kinderen op school ergens van vonden. De tijden zijn blijkbaar ve

Elephant

De titel is een beetje raar gekozen. Dit logje gaat namelijk over mijn schoonmoeder en je kunt zeggen van mijn schoonmoeder wat je wil, ze is géén olifant. En had ze tot voor kort eventueel nog het geheugen van een olifant, dat heeft ze nu ook niet meer. Want zo troffen we haar afgelopen zondag in haar huis aan: totaal in de war. We belden de dokter, de dokter kwam, die belde de ambulance, de ambulance kwam, ze ging naar het ziekenhuis en daar bleek dat ze was getroffen door een herseninfarct. Ik zal er niet al te ver op ingaan hier, omdat alles nog zo onzeker is: in hoeverre zal ze herstellen? Zal ze weer zelfstandig kunnen wonen? Gaat ze de rest van haar leven in een verpleeghuis doorbrengen? Zal ze haar kleinkinderen straks weer herkennen? We weten het niet. Vandaag luisterde ik vier keer naar dit nummer. Het is zo mooi! En niet echt toepasselijk dus, maar wel tranentrekkend.

Over sokken en het Romeo en Julia syndroom

Na het serieuse epistel van gisteren – dat moest er even uit blijkbaar – nu weer een luchtig onderwerp. Want laten we wel wezen, er schuilt nou eenmaal geen groot filosoof in me, maar slap ouwehoeren kan ik best. Over sokken dus, vandaag. Over eenzame sokken. Sokken die gescheiden zijn van hun soulmate, hun wederhelft, hun tweelingzus (de sok is vrouwelijk, las ik net op vandale.nl). Over sokken, die in de Bermudadriehoek van de wascyclus verdwijnen en in het ergste geval nooit meer opduiken. Wat gebeurt er toch met sokken na het moment van uittrekken? Waar blijven ze? Onder het bed? Zijn sokken misschien het geheime krachtvoer voor de wasmachine? En waarom eet een wasmachine dan alleen sokken? (Oeh: enge gedachte: het zal toch niet zo zijn dat de wasmachine ook onderbroeken en andere kleine kledingstukken eet, maar dat we dat gewoon niet merken? Het stille verwijt van zo’n achterblijvend evenbeeld maakt de kwijtheid van een sok natuurlijk wel meteen heel duidelijk.) Nouja,

Waar Geen Woorden Voor Zijn

Er is een boek verschenen met de titel: God bestaat niet en Jezus is zijn zoon. Een titel die mij zeer aanspreekt, als overtuigd atheïst, en die ik aldus onmiddellijk op mijn verlanglijstje voor Sinterklaas heb gezet. Ik ben niet gelovig opgevoed. Integendeel: mijn moeder heeft in haar jeugd zo’n enorme aversie tegen het (gereformeerde) geloof ontwikkeld, door de manier waarop dat werd bedreven door haar moeder - mijn oma – die voortdurend met hel en verdoemenis dreigde, dat ze daar wellicht een beetje in doorgeslagen is. Alles wat maar enigszins naar de bijbel rook, of naar religie in het algemeen, werd met hoongelach bejegend. We keken niet naar de NCRV, ik mocht niet meedoen met de godsdienstles die af en toe op school werd gegeven en ik moest het bijvoorbeeld niet in mijn hoofd halen om thuis vertellen dat er bij een vriendinnetje aan tafel werd gebeden , dan had ik daar misschien nooit meer mogen logeren. Tsja. Niet zo gek als iets meer trauma dan troost heeft gebracht. In tegenst

EEN BANKJE IN HET PARK

Vandaag op dit weblog maar eens een stukje proza, van 13 jaar geleden. Gewoon, omdat het kan. EEN BANKJE IN HET PARK Ik zit op een bankje in het park. Dat klinkt heel gewoon, maar eigenlijk is het raar, want ik kan me niet herinneren dat ik hier heb plaatsgenomen en hoelang geleden dat was. Ik kan me ook niet herinneren dat ik heb gedacht hé daar is een bankje, laat ik daar eens neerstrijken . Nu ik er zo over nadenk, ik weet zeker dat ik dat niet heb gedacht, want ik dacht aan heel andere dingen. Raar toch. Ik bedoel, als ík het niet was die mijn lichaam opdracht gaf hier op dit bankje te gaan zitten, wie of wat deed het dan? Wie maakt hier nog meer de beslissingen? Wat doen we verder nog allemaal als ik even niet oplet? Met z’n hoevelen zijn we eigenlijk? We zitten op een bankje in het park. Van links over het pad loopt een meneer in onze richting. Hij heeft zijn hondje netjes aan de lijn. Het hondje is zwart en de meneer is wit. Hij doet me aan mijn vader denken. Dat was ook

#kanjerguusje

De dag beginnen met het lezen van een weblog over een meisje van tien, dat de dag daarvoor aan kanker is overleden, is nooit een heel goed idee. Gisterochtend, terwijl ik vanuit mijn bed de kinderen in hun kleren commandeerde en mezelf voorbereidde op het onvermijdelijke opstaan door met mijn iPhone even de nieuwe tweets door te nemen, zag ik een aantal emotionele berichten in mijn timeline met de hashtag #kanjerguusje. Ik biecht op dat ik met mijn nog niet wakkere hoofd per abuis onmiddellijk kankerguusje las, maar dat eh... klopte dus. Doorklikken bracht me op het weblog van een vader, die de oneerlijke strijd van zijn dochtertje tegen die afschuwelijke, meedogenloze ziekte beschrijft. En wel zo mooi en zo rauw en zo eerlijk, je hart springt er gewoon van aan stukken. Ik bleef op de rand van mijn bed zitten lezen, in mijn onderbroek, had vervolgens geen tijd meer om te douchen en bracht de kinderen naar school zonder te weten of ze eigenlijk hadden ontbeten en hun tanden gepoetst.