Doorgaan naar hoofdcontent

Canto Ostinato

Als ik niet in de jaren 1970/1980 op school had gezeten, maar nu, dan was ik ongetwijfeld gediagnosticeerd geweest met ADHD.
Of met ADD in elk geval.
En dan had ik wellicht aan de Ritalin of iets dergelijks gezeten en had ik vast niet zo’n boeiend geestesleven gehad. (Ahum.)

Nee, onzin natuurlijk, maar ik heb inderdaad wel een beetje een lastig hoofd, dat moeite heeft met concentreren en makkelijk afgeleid raakt – en dan met name door interne processen.

Ook schijn ik regelmatig op mensen over te komen als vluchtig en ongeïnteresseerd.
En dat ís niet zo, ik ben wel degelijk (juist!) geïnteresseerd in mensen en hun verhalen, maar ik heb blijkbaar een nogal snelle processor: als iemand iets vertelt heb ik heel gauw het plaatje compleet; ik snap het, het is me duidelijk, dus hop, door naar het volgende.
En dat resulteert er soms letterlijk in dat ik midden in een gesprek over iets anders begin. Sinds mensen me hierop hebben gewezen probeer ik er rekening mee te houden. Door gewoon wat langer aandacht te veinzen.

Zo bestaat mijn dagelijkse leven uit nog heel wat meer kunstgrepen.
Twintig jaar geleden ontdekte ik de Canto Ostinato, van Simeon ten Holt. Voor wie het niet kent; het is een moderne, minimalistische pianocompositie voor twee (of vier) piano’s met een nogal koppig (obstinaat) repeterend ritme dat stug vijfenzeventig minuten doorgaat - althans, op mijn cd. (Sinds zaterdag weet ik dat het stuk een variabele lengte heeft van één uur tot enkele uren, afhankelijk van hoe lang de pianisten in bepaalde secties blijven hangen.)

De Canto Ostinato is mijn ultieme 'lifehack'.
Hij is in staat om mijn gedachtestromen te temperen, als ik dat zelf niet voor elkaar krijg, bijvoorbeeld in periodes van emotionele stress. Het is alsof het stuk precies het ritme heeft van mijn hersengolven, maar dan tegengesteld, als een soort anti-trilling, waardoor rust ontstaat. Oké, dat klinkt tamelijk bullshitty, maar het is een feit dat als ik die muziek aanzet, ik ineens kan focussen. En dat kan heel handig zijn, als er – ik noem maar wat – geld verdiend moet worden met schrijven.


Afgelopen zaterdag heb ik de Canto Ostinato voor het eerst live gehoord en gezien.
In een prachtige kerk in Diever, waar hij werd gespeeld door Philine Coops en Afke Wiersma.
Ik gebruik het woord 'magisch' niet graag voor dingen die niets met tovenarij te maken hebben, maar dit was magisch.

Twee prachtige glimmende vleugels, midden in de kerk, die de klanken verspreidden die ik zo goed ken en waar ik zo van hou.

Ik voelde me bijna een beetje schuldig; ik was eigenlijk vergeten hoe het was om er met volle aandacht naar te luisteren, nadat ik het de afgelopen honderd keer slechts had gebruikt als onrust-demper. Ik was vergeten wat een hypnotiserende trip het is, hoe het me door allerlei emoties trekt en me uiteindelijk als herboren, of hoe zeg je dat, gereinigd, achterlaat.

(Dit maakt me een ‘onderbuikse’ muziekgenieter, volgens Emanuel Overbeeke, die over de Canto zegt: ‘Dit is muziek voor overwegend twijfelende en sterk met de onderbuik voelende wezens, die eerder ontroering dan esthetiek zoeken, meer dan voor ‘bovenbuikse’ kunstgenieters.’ Nou, goed dan. (Haha: een twijfelend wezen.))

Visueel was het overigens ook fantastisch. Omdat de compositie veel vrijheid laat aan de musici (die zelf mogen bepalen waar ze accenten leggen, of ze bepaalde delen met één of twee handen spelen, maar ook hoe ze met herhalingen omgaan en waar de overgangen worden gemaakt) staat of valt de uitvoering met de communicatie tussen de pianisten. Die communicatie verloopt grotendeels via de muziek zelf, maar wordt aangevuld met minimaal oogcontact en hoofdbewegingen. Fascinerend. Sowieso al, om naar mensen te kijken die met een soort marathon bezig zijn, in opperste concentratie, bij wie je de spanning en ontspanning afwisselend over het gezicht ziet trekken en soms zelfs verbazing; omdat er blijkbaar iets ontstond wat nog nooit eerder was ontstaan.


Ik was zo in vervoering, dat ik letterlijk naar adem moest happen toen na bijna twee uur het abrupte einde klonk.

En toen barstte er een applaus los, van wel tien minuten. Een staande ovatie, door mensen die van pure verrukking opsprongen omdat ze gewoonweg niet kónden blijven zitten. (Om even het verschil aan te geven met de min of meer obligate staande ovatie die tegenwoordig de norm lijkt te zijn geworden in theaters.)


Het was een van de mooiste muzikale ervaringen van mijn leven.
Dus daarom, ook al denkt u waarschijnlijk mens, wat zit je nou toch lyrisch te wauwelen over een pianoconcert, moest ik het toch maar even vertellen.